Van 1956 tot en met 1973 stond hij 603 keer in het veld en scoorde hij 228 maal. En dat zijn dan alleen nog maar de officiële wedstrijden. Maar het is niet louter de imposante statistiek die hem de bijnaam Mister Ajax opleverde. Het was zijn toegankelijkheid voor de fans, en natuurlijk zijn flamboyante manier van spelen, met zijn flitsende dribbels, messcherpe voorzetten, verwoestende schoten en zijn spectaculaire kopdoelpunten. Het was de bijna maniakale devotie die hij aan de dag legde, en legt, voor zijn sport, en voor zijn club. Een voorbeeldige profmentaliteit verschafte hem behalve eeuwige fitheid ook eeuwige populariteit.