Het is een prachtige zomerse dag als Afien Berends met dochter Liselot en zoontje Tade de paarden gaat voeren. De kinderen huppelen achter de kruiwagen met voer aan en kletsen honderduit. Bij de wei aangekomen verdringen de paarden zich om een suikerklontje van het tweetal te bemachtigen. Op de weg terug mogen ze in de kruiwagen zitten.
Tade ziet een mooie, donkergrijze auto aankomen met veel glimmend chroom en Afien slaat de schrik om het hart. Ze grijpt de handvaten van de kruiwagen en zet er de pas in naar de boerderij. De auto komt naast hen rijden. Liselot kijkt nieuwsgierig naar de auto als een mannenstem zegt: 'Wij wensen een bezoekregeling met uw oudste dochter, ons kleinkind.'
Wat is er toch aan de hand? Wie zijn die mensen? Er gaan jaren voorbij en het voorval lijkt vergeten.
Liselot is twaalf jaar, als op een dag opn ieuw de grote, donkergrijze auto komt aanrijden...